BETER BEGRIJPEN HOE JE MET LUPUS OM KAN GAAN

Wat zijn de belangrijkste te vrezen bijwerkingen als u langdurig immunosuppressiva gebruikt?

Immunosuppressiva hebben meerdere mogelijke bijwerkingen, waarvan sommige verschillen afhankelijk van het immunosuppressivum. Raadpleeg altijd de bijsluiter in de verpakking van het geneesmiddel en vraag uw arts om advies als u twijfelt.

Het risico op infectie

De meest gevreesde bijwerking bij het voorschrijven van een immunosuppressivum is het verhoogde infectierisico. Dit risico houdt rechtstreeks verband met het werkingsmechanisme van immunosuppressiva, die het aantal en de activiteit van witte bloedcellen verminderen. Deze witte bloedcellen zijn het belangrijkste therapeutische doelwit van immunosuppressiva bij lupus, omdat zij overgeactiveerd worden tijdens het auto-immuunproces dat aan deze ziekte ten grondslag ligt. Het probleem is dat immunosuppressiva het aantal witte bloedcellen verminderen, zonder onderscheid te maken tussen de "goede" witte bloedcellen, die beschermen tegen infecties, en de "slechte", die "verantwoordelijk" zijn voor lupus. Hoe sterker het immunosuppressivum, hoe groter dit risico.

Immunosuppressiva zijn werkzaam in toevoeging op corticosteroïden en maken het mogelijk de dosering corticosteroïden te verlagen. Corticosteroïden verhogen zelf ook het risico op infecties en verlaging van de dosering vermindert dit risico dus uiteindelijk een beetje.

Het risico van lagere celgetallen in het bloed Immunosuppressiva remmen de aanmaak van snel delende cellen, zoals witte of rode bloedcellen en bloedplaatjes. Zij kunnen daarom de groei van andere bestanddelen van het bloed blokkeren en het ontstaan van bloedarmoede (afname van rode bloedcellen), trombocytopenie (afname van bloedplaatjes) of leukopenie (afname van witte bloedcellen) bevorderen. Dit risico rechtvaardigt regelmatige controle van het bloedbeeld (bepaling van het aantal witte en rode bloedcellen en bloedplaatjes in het bloed).

Het risico op onvruchtbaarheid

Voor cyclofosfamide moet hier rekening mee worden gehouden. Het risico op onvruchtbaarheid neemt toe met de totale hoeveelheid cyclofosfamide die toegediend is en met de leeftijd van de persoon wanneer met de behandeling wordt begonnen. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Toediening in overeenstemming met de leeftijd van de patiënt en eventueel gebruik van andere geneesmiddelen kunnen dit risico verminderen.

Het teratogene risico (foetale misvormingen) bestaat voor de meeste van deze middelen, met uitzondering van azathioprine.

Deze behandelingen zullen daarom tijdens de zwangerschap door uw arts worden onderbroken.

Het risico op kanker

Het risico op kanker is op lange termijn gering, maar moet zo klein mogelijk gemaakt worden. Verschillende mechanismen spelen een rol:

verminderde afweer van het lichaam tegen kankercellen of tegen bepaalde virussen die het kankerproces bevorderen (papillomavirus voor baarmoederhalskanker, Epstein-Barr-virus voor lymfomen);

directe toxiciteit van het immunosuppressivum of van sommige van deze catabolieten (blaaskanker die door cyclofosfamide wordt bevorderd). Deze toxiciteit is uiterst zeldzaam en kan worden voorkomen door het gebruik van uromitexan. Het risico op kanker kan worden bevorderd door blootstelling aan andere risicofactoren, zoals langdurige blootstelling aan de zon bij patiënten die met azathioprine worden behandeld. Immunosuppressiva die bij systemische lupus worden gebruikt, verhogen het risico op lymfeklierkanker niet. Lupus op zichzelf, zonder behandeling, is wel geassocieerd met een licht verhoogd risico op lymfoom, net zoals vele andere auto-immuunziekten. In feite kunnen immunosuppressiva het risico op lymfoom zelfs verlagen door de lymfocyten te "kalmeren".

Kernpunten

De meest zorgwekkende bijwerking bij het gebruik van een immunosuppressivum is het verhoogde risico op infecties, dat rechtstreeks verband houdt met het werkingsmechanisme van deze moleculen (afname van het aantal witte bloedcellen). Immunosuppressiva blokkeren ook de groei van bepaalde bestanddelen van het bloed, en bevorderen daardoor de ontwikkeling van anemie (afname van rode bloedcellen) of trombocytopenie (afname van bloedplaatjes) of leukopenie (afname van witte bloedcellen). Dit risico rechtvaardigt een regelmatige controle van het bloedbeeld (telling van de witte en rode bloedcellen en van de bloedplaatjes in het bloed). Ten slotte kunnen sommige immunosuppressiva op lange termijn een verhoogd risico op kanker geven, maar niet op lymfoom.

Deel met je familie